Sinds meer dan 1000 jaar wordt in de Rammelsberg ononderbroken erts gedolven.
Sinds meer dan 1000 jaar wordt in de Rammelsberg ononderbroken erts gedolven. Sinds 1992 staat de voormalige ertsmijn op de lijst van het UNESCO werelderfgoed. Rammelsberg bestaat uit meerdere bovengrondse gebouwen en ondergrondse mijnen. De museumshuizen van Rammelsberg presenteren verschillende thema’s.
Het huis A drukt een stempel op het ensemble Rammelsberg, hier wordt de ertsverwerkingsinstallatie van de mijn getoond. Het huis L is een tentoonstellingsstuk in zijn geheel. Hier kleedden de mijnwerkers zich om, aan het plafond ziet u nog de mandjes hangen waar de kleding van de arbeiders werden bewaard. In huis M wordt op 3 verdiepingen de mijnbouw getoond. Een unicum is in de krachtcentrale, huis K, te vinden: een verpakt kunstwerk van Christo. Een van de weinige kunstwerken die niet meer zijn uitgepakt.
Ondergronds zijn twee ‘Stollen’ – mijngangen – te vinden. De Röder-Stollen en de Rathstiefste Stollen.
De Röder-Stollen
Met een mijntreintje gaat u rond 500 meter het gebergte van de Harz in. Tijdens de rondleiding worden verschillende machines getoond.
De Rathstiefste Stollen
Dit is een avontuurlijke tour onder de grond. De schacht is rond 1 km lang. U gaat in mijnwerkerskleding naar het ruim 800 jaar oude gedeelte van de mijn.
Met de HarzCard is het entree en de rondleiding in de Rammelsberg gratis. Meer informatie vindt u op www.harzcard.info.
Hoe het zilver in de Rammelsberg werd ontdekt
Of het verhaal van het geluk onder de hoeven van de paarden
Meer dan 1000 jaar werd in de Rammelsberg naar erts gezocht. De mijnbouw had duidelijk sporen in de rotsen achtergelaten. Het huidige museum voor mijnbouw, het Bergbaumuseum, dat onderdeel is van het UNESCO werelderfgoed nodigt uit om de geschiedenis van de ertsmijn te ontdekken, die volgens de overlevering zo begon:
Een jager uit het gevolg van keizer Otto I, genaamd Ramm, jaagde in de bergen van Harz. Bij de vervolging van het wild drong hij zo diep in het bos door, dat hij er met de paarden niet meer door kon. Daarom maakte hij zijn paard vast aan een boom en ging te voet verder. Toen hij terugkeerde merkte hij dat zijn paard van verveling merkwaardige stenen uit de grond hat gekrapt. Ramm bracht de stenen naar de keizer, die het liet testen. Zo werd een van de grootste zilveraders überhaupt ontdekt. Direct gelastte Otto het begin van de mijnbouw, noemde de vindplaats Rammelsberg, naar zijn jager. Al snel ontstond de stad Goslar en het beekje door de stad kreeg de naam Gose, naar de vrouw van de jager Gosa.